Diabetes Mellitus (suikerziekte)

Diabetes mellitus ofwel suikerziekte, is een ziekte van het lichaam waarbij het lichaam te weinig insuline produceert.
Momenteel wordt diabetes onderverdeeld in twee types. Type I en II. Type I diabetes mellitus , vroeger ook wel 'insuline afhankelijke diabetes mellitus' genoemd, veroorzaakt door een autoimmune destructie van de insuline-producerende Beta-cellen al op jonge leeftijd een absoluut tekort aan insuline. Deze vorm van diabetes mellitus lijkt bij katten slechts zeer sporadisch voor te komen.
Bij type II diabetes mellitus, vroeger ook wel 'niet-insuline-afhankelijke diabetes mellitus', spelen enerzijds insulineresistentie en anderzijds verminderde insuline afgifte een rol. Insuline resistentie kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door overgewicht en lichamelijke inactiviteit.


Naast diabetes mellitus veroorzaakt door type I of II is er nog een 'overige' categorie van veroorzakers waar nu niet verder op ingegaan wordt.

Insuline heeft het lichaam nodig om glucose door de cellen in het lichaam op te laten nemen. Glucose is een van de belangrijkste brandstof van de cellen in het lichaam. Als er te weinig insuline in het lichaam is dan blijft er te veel glucose in het bloed en gaat er te weinig glucose naar de cellen. Het te veel aan glucose in het bloed is het gene wat altijd gemeten wordt bij suikerziekte.

De belangrijkste verschijnselen van suikerziekte zijn: veel drinken, veel plassen, meer eten dan anders (in eerste instantie), ondanks het vele eten toch vermageren, eventueel overgeven en algehele malaise (in later stadium).


Behandeling:

Suikerziekte wordt dus veroorzaakt door een insuline tekort. Deze insuline kan dagelijks via een spuitje toegediend worden. Als u insuline ingeeft gaat de glucose waarde in het bloed dus naar beneden.

  • Begin met het geven van eten aan uw patiënt Let op: uw kat moet wel eten. Als uw kat gewend is om de hele dag te eten dan is dat ook goed, maar hou wel goed in de gaten of uw huisdier wel eet. Als u gewent bent om maaltijden te geven aan de kat, ga dan 4 gelijke maaltijden per dag geven.


Wij raden aan om Hill's md aan uw kat te geven. Deze voeding is rijk aan proteïnen en arm aan koolhydraten, wat de omzetting van vet in energie bevordert.De toegevoegde L-carnitine bevordert de vetverbranding en helpt de spieren te behouden. Het hoge antioxidantengehalte bevordert de neutralisatie van vrije radicalen.

  • Als uw kat gegeten heeft kunt u de patiënt de juiste hoeveelheid insuline gaan geven. De precieze dosering wordt bepaalt in overleg met uw dierenarts. Als uw kat niet eet dan maar 1/3 deel van de normale dosering geven.

Wij gebruiken hier als voorbeeld een patiënt die 5 ie insuline moet krijgen. Zwenk eerst voorzichtig het flesje, zet het spuitje er in en draai de fles om. Zuig vervolgens de hoeveelheid insuline op die u geadviseerd is. In dit geval dus 5 streepjes.  Vervolgens spuit u insuline bij uw kat in. Neem een ruime plooi huid en spuit daar de insuline. Wij raden aan om een plooi huid ter hoogte van de borstkas te nemen omdat daar de insuline goed opgenomen wordt. Zorg ervoor dat u goed in de kat prikt. Als u het moeilijk vind, kunt u eventueel eerst een paar keer oefenen met een klein beetje fysiologisch water.

  • Ongeveer 4 uur na toedienen wordt de laagste bloedwaarde glucose bepaalt. Dus als u wil weten wat de reactie van het lichaam is op de gespoten hoeveelheid insuline, meet dan de glucose concentratie 4 uur na het toedienen van insuline.

Wij raden altijd aan om zelf de glucose waarde te kunnen bepalen van uw kat. De assistente zal u helemaal leren hoe u een druppel bloed kan krijgen van uw kat.

  • 6 uur na de eerste maaltijd weer een beetje eten geven.
  • 12 uur na de starttijd later alles weer herhalen.


Bijvoorbeeld:

6.30 uur: eten geven.
7.00 uur: juiste hoeveelheid insuline spuiten.
11.00 uur: eventueel glucose waarde in het bloed controleren.
12.30 uur 2e maaltijd eten geven.
18.30 uur 3e maaltijd eten geven
19.00 uur: juiste hoeveelheid insuline spuiten
23.00 uur: eventueel glucose waarden in het bloed bepalen.
0.30 uur: 4e maaltijd eten geven.


Bij een TE LAAG Bloedglucosegehalte krijgen de hersenen te weinig brandstof. Dit kan levensbedreigend zijn, en daarom is het belangrijk dat u de verschijnselen herkend.
Een te laag bloedglucosewaarde kan de volgende verschijnselen hebben:
- honger op onverwachte momenten
- onrustig of juist sloom
- trillen of rillen
- vreemde bewegingen (omvallen, trappelen met de poten)
- diepe slaap, waaruit de kat slecht of niet wakker te maken is.

De belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van een te laag bloedglucosegehalte is:
1.Opname van minder voedsel in combinatie met de gebruikelijke insulinedosering
2.Plotselinge toename van het glucoseverbruik door verhoogde activiteit.
3.Een te hoge dosering insuline
4.Een normale dosering insuline, waarbij de behoefte van de kat ineens is afgenomen.

Bij hypoglycemie, dus een te lage suikerwaarde (dit betekend dat de glucose in het bloed daalt tot lager dan 2), dan moet u uw katdirect suikerwater gaan ingeven. Het liefst 50 % suikerwater. Dus dextrose of heel veel suiker oplossen in een beetje water.


Belangrijk:

- Insuline flesje rustig zwenken. De eerste keer van gebruik van het flesje het flesje goed schudden totdat alle kristallen van de bodem opgelost zijn. Als het flesje elke keer geschut wordt gaan allemaal kleine kristallen de insuline aantasten. Dit betekend dat u eigenlijk onbruikbare insuline inspuit waar uw kat niks mee kan. Het middel werkt dus gewoon niet meer. De glucose waarde gaat dan weer stijgen!!

- De insuline moet rechtop bewaard worden in de koelkast. Als het ligt kunnen kristallen aan de rubberen dop gaan kleven!

- Een te lage glucose spiegel is levensgevaarlijk. Uw kat kan hieraan overlijden. Pas dus altijd op met toedienen en geef nooit te veel!!!!

- Als uw huisdier niet wil eten of direct daarna weer overgeeft, geef dan maar 1/3 deel van de normale hoeveelheid.

- Insuline die wij gebruiken (Caninsuline) werkt 12 uur. Daarom wordt 2 keer per dag insuline gespoten met 12 uur ertussen.
Als u merkt dat uw kat veel slomer is dan anders, meet dan de glucose waarde. Het zou goed kunnen dat uw huisdier een te lage bloedglucose spiegel heeft.



- Normale bloedglucose spiegel katten: 4-6 mmol/l

- Bij hypoglycemie, dus een te lage suikerwaarde (dit betekend dat de glucose in het bloed daalt tot lager dan 2), dan moet u uw kat direct suikerwater gaan ingeven.

Suikerziekte bij katten is vaak reversibel. Hoe eerder begonnen wordt met het ingeven van insuline, hoe groter de kans op herstel is. Dit kan tot gevolg hebben dat op een gegeven moment de dosering insuline naar beneden moet. Als u merkt dat uw kat veel slomer is dan anders, meet dan de glucose waarde. Het zou goed kunnen dat uw kat een te lage bloedglucose spiegel heeft.

Als u net begint met insuline spuiten of als de kat niet constant is in de glucose waarde, dan is het verstandig om geregeld de glucose waarde in het bloed te bepalen.

Conclusie van het geheel: pas op met de insuline! U bepaalt de glucose waarde in het bloed. Als u insuline spuit gaat de glucose spiegel in het bloed omlaag. Als u geen insuline spuit blijft de glucose hoog.

Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met de praktijk.